top of page
WARD BAERT            
Sint-Baafs-Vijve, 2 oktober 2015

De schoonheid van een vrouw brengt vreugde op het gelaat

en gaat elke lust voor het oog te boven                    (Jezus Sirach  36, 22)

 

Wie het vrouwelijke naakt tot voorwerp van zijn artistieke prestaties maakt, kan maar beter weten waar hij aan begint. Sinds de Venus van Willendorf hebben tal van kunstenaars zich daar in het verleden aan gewaagd. De ene al met meer succes dan de andere. Wie daar vandaag de dag mee aan komt dragen, moet (1) een origineel uitgangspunt weten te vinden en (2) dat combineren met een hoogstaande technische vaardigheid. Kennis van anatomie, houdingen en verhoudingen... Maar ook handigheid met pennen en penselen... De wonderlijke anatomische vormen van het vrouwelijke lichaam verdragen, minder nog dan andere themata in de kunst, onkunde of knoeierij.

Iemand zou er eens een scriptie over moeten maken:  De geschiedenis van het vrouwelijke naakt in de kunst. Even verderop hangt hier een tekening van de drie Gratiën. Het onderwerp is genoegzaam bekend. Aglaia (de schoonheid), Euphrosyne (de bevalligheid) en Thalia (de vreugde) lijken terzelfder tijd iets door te geven en iets te ontvangen... Omgeven door in zichzelf gekeerde figuren, beleven de drie de vreugde van het leven in vriendschap. Een gegeven uit de Griekse mythologie. Botticelli zette er indertijd de kunstwereld mee op zijn kop en ook Rubens borstelde gretig het vrouwelijk schoon uit zijn tijd bijeen op een doek. Wat Piccasso later deed uitroepen: ' Vlees, vlees en niets dan vlees!' Maar wat hem ook weer niet belette om zich door hem te laten inspireren. Het vrouwelijk schoon ziet er bij Filip Bisschop toch wel even anders uit dan dat van toen. Ontdekt u het zelf maar op de tentoonstelling.

Het werk van Filip Bisschop bestond aanvankelijk vooral uit houtskooltekeningen. Rechte lijnen, hoekige vlakken. Krachtig. Trefzeker. Nu zijn die lijnen schaarser geworden, vloeiender, zachter en soepeler. Het vel vult zich met tederheid en ontroering.  Veel heeft Filip niet nodig om ons in vervoering te brengen. Om onze bewondering op te wekken voor die mysterieuze, sensuele, bijna goddelijke schoonheid van het vrouwelijke lichaam. Soms komt er een lichte oker uit Roussillon aan te pas. Als achtergrond of als accentuering van het lijnenspel. In technische termen: een opgehoogde tekening.

Maar de laatste tijd treedt die kleur in de tekeningen van Filip steeds meer op de voorgrond. De tekening - nog steeds de kern van zijn werk - wordt nu vaak ingekleurd. Met meerdere laagjes verf op elkaar. Het gehanteerde kleurenpalet mag dan al zacht en sober zijn, dit is de eerste tentoonstelling van Filip Bisschop waarop hij met schilderijen voor de dag komt.

Maar er is nog een andere merkwaardige evolutie in deze tentoonstelling waarneembaar. Enkele jaren terug, startte Filip met het maken van friezen. Hierbij knoopte hij  - net als bij de drie gratiën van daarnet - aan bij een element uit de bouwkunst van de oudheid. Op het papier ontstonden rijen vrouwenfiguren in steeds weer andere houdingen. Of ging het hem om steeds diezelfde figuur die telkens in een andere houding werd afgebeeld? In elk geval gaat het hier niet om losse, naast elkaar staande figuren.  Er is tussen de figuren, een vreemde communicatie. Ze vormen een geheel. Die friezen brachten een nieuwe dimensie in zijn werk: de suggestie van beweging...

Gaandeweg echter kwamen die lichamen steeds dichter bij elkaar te liggen. Tot ze als figuren nog nauwelijks herkenbaar waren. Je moet al heel scherp toekijken om er nog een heup, een dij of een been, een rug of een borst in te ontwaren. Van ver echter onstaat er een onduidelijk web van lijnen. Een tweede, merkwaardige evolutie in deze tentoonstelling: de geboorte van abstracte kunst... Abstracte kunst, jawel, maar dan geworteld in het figuratieve.

Opvallend daarbij is de soberheid. Geen gezichten, want daar gaat het niet om. Weglaten van alle bijkomstigheden. Geen lijn teveel.  Een sober kleurenpalet. Suggereren.  Goethe zei het al: 'In der Beschränkung zeigt sich erst der Meister.' Hij die het kunstwerk af moet maken is niet de kunstenaar, maar de toeschouwer. Als die de bedoeling niet snapt en de bewondering van de kunstenaar niet deelt, is het kunstwerk niets meer dan een stuk papier met wat ongelukkige lijnen en vlekken erop.

Daarvoor dient het vele wit in het werk van Filip.  Die onduidelijkheid naast de duidelijkheid. Het komt de kustminnaar toe de leemten met zijn eigen ervaringen en belevingen aan te vullen. Het kunstwerk als ontmoeting met zichzelf. Zo las ik onlangs in een kunstcafe in Riga: 'A true artist is not one who is inspired, but one who inspires us.'

Filips werk - en bij uitbreiding alle kunst - ontsnapt aan het anekdotische en wordt zo de boodschapper van een algemeen menselijke ervaring, los van tijd en ruimte: de be- en verwondering om het vrouwelijke lichaam. Want, al is er een evolutie in de manier waarop, het onderwerp zelf blijft constant: het vrouwelijke naakt. Omdat het zo onuitputtelijk is, tekent en borstelt Filip ijverig verder. Over de littekens van het verleden heen. Over de bange uitroeptekens van de toekomst heen: de vrouw die vreugde brengt op het gelaat en elke lust voor het oog te boven gaat.

Mark Kinet
MARK KINET         
Ieper, 2 februari 2017

"Je est un autre"

Inleiding gelijknamige tentoonstelling van Filip Bisschop

Dames en heren, geachte genodigden,

 

We zijn hier vanavond allemaal samen om de vernissage te vieren van Filip Bisschop’s nieuwe tentoonstelling in deze mooie onthaalruimtes van het Ieperse Heilig Hart Ziekenhuis. We worden daarbij omgeven door schetsen, friezen en labyrinten die zich presenteren als een antropomorfe calligrafie waarin immers de menselijke figuur in zijn menigvuldige aspecten en gedaanten centraal staat. Het is een wervelende wereld van vaak vrouwelijke vormen, een web van bochten en bogen, een kluwen van klare en heldere lijnen die als gevoelige snaren in het vele wit liggen te trillen. Nu eens zien we de etherische dansen van heupen, borsten, dijen en billen, dan weer de vloeiende elegantie van vioolvormige ruggen of het soepele spel van krullende lippen. Het is een beweeglijke symfonie van ogen, monden, neuzen en gezichten maar dan niet zoals we ze zien met onze retina of ons netvlies, maar als het ware met onze mind’s eye. Bedoeld wordt het oog van de geest of het oog van het Ik, met de Engelse hoofdletter I, voor de gelegenheid zonder puntje.

 

Het werk van Bisschop heeft iets klassiek of iets van muziek. Zijn friezen verwijzen naar de bouwkunst en bas-reliëfs uit de Antieke Oudheid. Vanop afstand bekeken lijken ze dooraderd als Carrara marmer. Of ze dragen de grillige signatuur van een muziekpartituur die in variaties op het thema talloze registers van harmonieën en akkoorden open trekt. Gelaatstrekken en lichaamsvormen ontpoppen zich bij Filip Bisschop tot een beeldend alfabet aan de hand waarvan hij naar hartenlust droedelt en schrijft. Tegelijk uit de losse pols en trefzeker zet hij zoals Jean Cocteau of Picasso in één adem zijn pennentrek op papier. Zijn schriftuur doet beurtelings denken aan de logogrammen van Christian Dotremont, de mysterieuze tekens van Henri Michaux of de lyrische abstractie van Pierre Alechinsky.

 

Zijn het allemaal andere mensen, vrouwen, gezichten? Of is het steeds dezelfde archetypische figuur in wisselende gedaante met steeds nieuwe pose die toont haar altijd andere facetten? Filip Bisschop speelt met gelijkheid en verschil, laveert tussen identiteit en alteriteit, het vertrouwde en het vreemde, figuratie en abstractie. Hoe grilliger en wispelturiger of minder gestructureerd de voorstellingen worden des te meer wordt de kijker bedwelmd door de beelden en uitgenodigd tot verbeelding.

 

Terwijl zijn werk al lang kan gelezen worden als een langgerekt eerbetoon aan het vrouwelijke, koos hij voor deze tentoonstelling een beroemde en vaak geciteerde uitspraak van de toen 16 jarige Arthur Rimbaud. De beeldenstormende poëzie die deze Franse dichter schreef in zijn wilde en gedrogeerde tienerjaren in Parijs, Londen en Brussel inspireerde van Marcel Proust tot Jim Morrison en van Bob Dylan tot Patti Smith. Hoe graag vergaten en vergaven ze dat hij de rest van zijn kort volwassen leven sleet als cynische en verbitterde- koffie en wapenhandelaar in koloniaal Oost-Afrika. Van je est un autre gesproken!

 

Met zijn uitspraak bedoelde Rimbaud dat hij geen kunst maakte maar dat kunst zich slechts in hem openbaarde. Alsof hout het kan helpen dat het in een viool verandert! Het is volgens Rimbaud ook niet je pense maar on me pense. Of zoals zijn tijdgenoot Friedrich Nietzsche zegt : Es denkt in mir.

Door anderen is allengs diepere betekenis aan zijn woorden toegekend. Wat is immers jezelf zijn ? Er is in iedere mens een kloof. Niet alleen tussen ik en ander maar ook met het ik als ander. Deze thematiek wordt uitgewerkt in de grote moderne literaire en filosofische stromingen, zoals bij Jacqus Derrida, Roland Barthes en Gilles Deleuze.

 

In een psychiatrisch ziekenhuis kan ik me enkele woorden over psychoanalyse permitteren. Voor haar is ons innerlijk iets anders en vreemd. Dit is gevolg van het bestaan van het onbewuste, de veelvuldige en tegenstrijdige aard van het ik, de complexe processen waarmee dit ik zich van kleinsaf vormt in identificatie met eerst ouders of ouderen en dan leeftijdgenoten of idolen. Ik ga er even op in.

 

Zo kan het onbewuste gedefinieerd worden als een andere plaats in ons, waar we storende gedachten of verlangens situeren die anders ons zelfbeeld of het beeld dat anderen van ons hebben zouden verstoren. Misschien zijn het uitgerekend onze meest ware of authentieke aspecten die we daar voor anderen en onszelf verborgen houden? Wel komen ze willens nillens op vermomde wijze tot uiting in onze dromen, onze vergissingen, ons gedoe of onze symptomen. Het zijn alle verschijnselen die met behulp van de zo typische duiding laag per laag of stap voor stap, zoals het schillen van een ajuin begrijpelijk kunnen worden gemaakt.

 

Ons ware zelf komt slechts uitzonderlijk tot uiting. Het merendeel van de tijd wandelen we van het ene naar het andere zelfbeeld, vertellen we onszelf en anderen verhaaltjes over wie we zijn of zouden willen zijn. We zijn bovendien ook proteisch. We hebben allemaal al naargelang de omstandigheden verschillende gezichten. Ons ik en onze identiteit is een collage of assemblage van dat of van die van anderen. Een Ik hebben komt er paradoxaal dan ook op neer dat we dat van de ander in ons opnemen.

 

De titel van deze tentoonstelling verwijst naar dergelijke betekenissen. De werken van Filip Bisschop doen mij echter ook denken aan een van de laatste figuren van de Antieke Oudheid. Hij was nog niet beïnvloed door Joods-Christelijke ideeën, maar oefende er als spirituele neoplatonist grote invloed op uit. Ik doel op Plotinus, die leefde in de derde eeuw na Christus. Hij sprak Grieks, groeide op in Egypte en woonde in Rome. Hij is filosoof van het zien. Welteverstaan het zien met het oog van de geest, namelijk in uitzonderlijke Eureka momenten van inzicht, waarbij tijd de eeuwigheid raakt.

 

Plotinus’ universum varieert op identiteit en eenheid. Het vele heeft voor hem zijn oorsprong in het Ene. Het Ene is een eerste principe. Vergelijk het met een ondeelbaar punt. Het is als de zon in Plato’s allegorie van de grot: bron van zin, van zijn en van leven. Alles straalt vanuit dit centrum. Let wel: van een spirituele en niet van een fysieke ruimte. De cirkels die zich van daaruit vormen zijn de wereld van veelvuldige vormen, van het intellect, van deugden of van waarheden (bijvoorbeeld de wiskundige). Daarrond vormt zich de holle kristallen bol van de ziel. En nu komt het.

Aan de buitenkant van deze laatste sfeer bevinden zich allemaal gezichten. Ze kijken slechts naar de buitenwereld en zien elk vanuit hun eigen perspectief een ander stuk van de externe werkelijkheid. Deze kenmerkt zich door duisternis, lijden en sterfelijkheid. We denken dat we allemaal anders zijn maar dat is een illusie.

 

Pas als we naar binnen kijken zien we de spirituele wereld. We hebben er een gemeenschappelijke binnenkant: de wereld van de geest. Ons lichaam is niet onze reële identiteit. Onze diepe innerlijke eenheid is geestelijk van aard. In ons binnenste zijn we allemaal deelachtig aan god met wie we ons trachten te herverbinden.

 

Ziedaar tot slot wat meer esoterische associaties bij de lichamen en gezichten van Filip Bisschop. Of gewoon wat geschiedenis die ik wou vertellen. Sint Augustinus werd twee eeuwen na Plotinus een van diens grootste Christelijke volgelingen. Hij is meest bekend als auteur van de eerste introspectieve autobiografie met als titel Confessiones of Belijdenissen.

 

Sint Augustinus was nota bene, zoals Filip, ook een Bisschop. In Hippo, Algerije. Niet in Eernegem, West-Vlaanderen. Je kan alleen Sant zijn in een ander land. 

Veerle Windels
VEELDE WINDELS
Andre Demedtshuis, 3 juni 2022

Lijnen van Lijf
bedenkingen bij
PAYSAGES FEMININS
werk van Filip Bisschop

Ik kom wel vaker in het atelier van een vakman. Dat kan een kunstenaar zijn, een modeontwerper of patroontekenaar, kortom: iemand die zijn passie tot uiting brengt via de zintuigen, met handen of voeten, met materiaal en stof. Zo’n atelier voelt altijd aan als een walhalla dat je betreden moet op kousenvoeten. Je wordt immers toegelaten in een plek waar iemand zich, vaak alleen, overlevert aan zijn of haar diepste zielenroerselen. Waar artiesten uit welke discipline ook zich te goed doen aan materie, na zich te hebben gelaafd aan inspiratie en ongebreidelde fantasie. Bij Filip Bisschop is dat niet anders. Zijn atelier ga je in stilte binnen. Niet veel later sta je oog in oog met tekeningen, friezen en labyrinten die niets en tegelijkertijd heel veel aan het toeval overlaten. Wie maar heel even kijkt, ziet lijnen die bewegen van onder naar boven, van links naar rechts. Het lijkt op een soort écriture automatique, maar het is natuurlijk veel meer dan dat. Want wie nog eens kijkt en blijft kijken, ziet lijnen van lijf. Is het heup? Is het een borst? Is het een voet? Een dij misschien? Het is zeker geen gezicht, want die gaat Filip uit de weg. Dat levert extra spanning op. En weer voer voor een eigen verhaal en eigen interpretatie. De kunstenaar heeft immers niks met gezichten, wel alles met die ene vrouw die voor alle vrouwen staat en op die manier ieder van ons aanspreekt. Ze sprankelt en straalt via haar lichaamshouding. Ze leeft op doek dankzij haar lijf. Wie kijkt en blijft kijken, krijgt in gedachten en dankzij een beetje fantasie haar glimlach als geschenk.

 

De kunstenaar tekent en schildert al een leven lang. Naar levend model bouwt hij een wereld op die schoonheid centraal stelt. Door jarenlange oefening, door tekeningen die meer dan eens in de prullenmand terecht kwamen, door de lat telkens weer hoog en misschien nog hoger te leggen, krijgen we dit resultaat: een expo die luistert naar de naam Paysages Féminins. De vrouw als landschap. De vrouw als natuur. De vrouw als zoveel meer dan een lichaam. Want allicht doet fantasie ook nu weer iets met ons: we kijken naar dit werk en gaan mee in dat bonte spel van welgekozen lijnen. We zitten net niet in het hoofd van de kunstenaar. Maar we voelen wel de kracht van het beeld. Dat wat vooral niet getoond wordt. Wat tussen de lijnen glipt. En wat Filip zelf haast vertederend la jouïssance noemt. De geneugten. Het genot.

 

Is de kunstenaar een hedonist pur sang? Iemand die zonder gène in het leven staat en op alle vlakken bourgondisch leeft? Ik denk van wel. Hij geniet van die sensuele lijnen van lijf. Maar tegelijk zijn ze ook essentieel in zijn bestaan. Hij vertelde me dat een grote rouwperiode in zijn leven enkel overleefd werd dankzij de schoonheid rondom. Het tekenen en schilderen zelf gaf hem nadien weer voldoening. Een reden om te creëren en anderen te laten delen in die schoonheid.

 

Wat hebben we veel te danken aan kunstenaars als Filip. Ze houden ons een spiegel voor van wat het leven zijn kan. We krijgen de kans om mee op te gaan in het genot, door het bonte lijnenspel te aanschouwen en wat we zien een eigen leven te laten leiden. Wat we zien, zijn immers de krijtlijnen van het leven. Ze ogen eenvoudig, zo op het eerste gezicht. Maar de simpelste lijnen zijn altijd de moeilijkste.

 

Tot slot nog dit: dat de expo Paysages Féminins heet, mag niet verbazen. Filip tekent met houtskool en inkt en met zogenaamd ocre de Roussillon. Een kleur afkomstig van het pigment in de aarde in de buurt van Roussillon, een plek waar de kunstenaar vele jaren geleden al eens kwam op doortocht naar het Zuiden. Maar daar houdt de link met Frankrijk niet op. Er is ook dat ene gedicht van Paul Eluard, genaamd L’Extase. Dat begint met de wonderlijke zinnen: ‘Je suis devant ce paysage féminin comme un enfant devant le feu’ Wie hier vandaag op de benedenverdieping van het André Demedtshuis rondloopt, zal ook het oker van Roussillon opmerken. En een pasteltekening met de titel “Montclus”, het dorpje in Zuid-Frankrijk waar realiteit en fantasie deze kunstenaar voor het eerst aan het schetsen kregen.

bottom of page